1945 Wederopbouw

 

De eerste personen die terugkeerden, uit hun ballingschap na het eind van de 2e Wereldoorlog op St. Paul, moet de moed wel in de – vele malen opgelapte - schoenen zijn gezonken. De zwaargehavende zuidgevel was meer een ruïne dan wat anders. Deze zijde had naar de frontlinie gelegen. Dak en buitenmuren van het klooster waren doorzeefd met 88 voltreffers. Van de inrichting was bijna niets meer over. De gehele veestapel was geplunderd en veelal geslacht door de bezetter. De velden waren onderkomen, de grond zeer vermagerd en de bossen verwilderd.

Terwijl men terugkeerde in het voorjaar van 1945 naar St. Paul begon men met provisorisch herstelwerk, iedereen paters, broeders en fraters begonnen aan het herstelwerk. ‘Doen' in de geest van de stichter Abt Franz. Zonder fatsoenlijke woonruimten en zonder materialen, zonder machines en zonder stroom. Deuren van karton, kunststof daken en andere voorzieningen werden aangebracht, terwijl de Engelse bevrijders nog op St. Paul gelegerd waren.
Intussen druppelden aan de Duitse zijde van de grens de Duitse St. Paulers binnen in Reimlingen, zover zij niet waren gesneuveld. Zij hadden de verwachting spoedig weer naar St. Paul te kunnen gaan. Echter de Nederlandse autoriteiten wilden onder geen beding meer een Duitser over de grens laten komen. Ook niet in toga, - hetgeen natuurlijk niet zo verbazingwekkend was. Men heeft met veel kunst en vliegwerk nog een paar Duitse broeders binnen weten te smokkelen. Een poging om ook zusters in huis te krijgen, strandde. De jonge Nederlandse Mariannhillers stonden er dus alleen voor. In september 1945 openden ze al weer de opleidingen.

Een eigen Nederlandse Provincie van Mariannhill


Midden onder de herstelwerkzaamheden kwam de generale overste uit Engeland, pater Reginald Weinman, hoogstpersoonlijk vertellen, dat per 10 september 1945 de Nederlandse Mariannhillers een eigen provincie zouden vormen. Dat wil zeggen, eigenlijk werd het in Nederlands – Engelse provincie, waaraan de generale overste voorlopig als provinciaal leiding zou geven. Maar in feite is hier van meet af aan slechts gesproken van de Nederlandse provincie, die overigens nog tot 1955 moest wachten, voordat ze echt een zelfstandige erkenning kreeg.
De eerste Nederlandse superior werd pater Remigius Peters. Op wens van bisschop Lemmens uit bisdom Roermond besloot de generale overste in mei 1946 om ook in de andere leidende functies Nederlanders te benoemen. De priesteropleiding, klein seminarie, kwam onder leiding van pater Pacificus Wijsman, later werd hij wegens ziekte vervangen door pater Chyrsantus van den Idsert.

Pater Hermenegild Peeters werd prefect van de juvenisten, zoals de jonge broeder kandidaten werden genoemd. De fraters vertrokken van het Zwitserse Fribourg om daar bij de Dominicanen hun scholasticaat af te maken. Een andere naam voor groot seminarie waar studenten met name hun filosofische en theologische studies afmaken.
Op 25 maart 1947 kwam er een forse uitbreiding van ‘de staf’, zes fraters werden tot priester gewijd. Twee van hen vertrokken meteen naar Rome om hun studies voort te zetten en af te ronden om als professor colleges te gaan geven op een groot seminarie. De vier anderen werden ingeschakeld in de studentenopleiding, zodat een aantal leken leraren vervangen kon worden.

Met deze zes kwam het aantal Nederlandse priesters op 15. In het jaar 1947 bevolkten verder: 90 seminaristen, 14 juvenisten, 12 geprofeste broeders, 12 broedernovicen en 1 fraternovice St. Paul. Aan de 12 vakbroeders de taak, geholpen door de novicen, trouwens door wie niet in die tijd, om het klooster en de bedrijven te herstellen, te moderniseren, de klaslokalen te vergroten een recreatiezaal in te richten en de kapel te vernieuwen om zo maar wat te noemen.

Nieuwe aanbouw St. Paul II


Alsof het niet genoeg was, werd in april 1947 begonnen met de nieuwbouw, eigenlijk een aanbouw. De zuidelijke vleugel moest 12 meter lang worden en vier hoog conform de bestaande situatie, bestemd als hoofdingang, gastenafdeling en het noviciaat. Maar de nieuwbouw stagneerde enorm door een algemeen gebrek aan bouwmaterialen en geld. Intussen, 1948, werd de ruimtenood al nijpender. In strijd met de besluiten van het generaal kapittel moesten de jonge broeders en paters nog wachten op een eigen kamer. Pas in 1949 werd de nieuwbouw voltooid en kon het verder gerestaureerde hoofdgebouw door de bisschop van Roermond feestelijk worden geopend. In dat jaar was het aantal paters al tot boven de twintig gekomen. Praktisch allen waren ingezet in de opleidingen. Het seminarie telde voor het eerst zes klassen met 80 studenten. In hetzelfde jaar 1949 vertrokken twee paters naar Canada om daar te werken op het seminarie Mount St. Anne.

 

Studenten rond 1950? Bewoners van Sint Paul in 1948 Nieuwbouw hoofdingang van Sint Paul Bewoners van Sint Paul in 1952 Sjef de Roos Henk v Loosbroek Jan Ligthart Theo Cornelissen Ger Hofmans Jan Antonise Jan Oldenburg Kloostergang venieuwde Sint Paul Muziekles van Pater Clemens Toneel rond omstreeks 1958 Toneel Jos Linders, Jan Oldenburg, Toon van Heugten, Attenatius. Toneel 1958 Kapot geschoten dak tuinderij Oorlogschade Sint Paul Studenten vlak na de oorlog Studenten juvenisten vlak na de oorlog