Piet Hendriks

 

Inleiding


Ik heb van 1959 tot 1967 bij missiecongregatie Mariannhill doorgebracht in Mook en Venray. Ik beschrijf in mijn verhaal het verblijf in Mook en Venray met een impressiebeschrijving van de leefomgeving in Mook en later in Venray. Om een idee te krijgen hoe het leven er uit zag, besteed ik aandacht aan een paar thema’s die het verblijf in het internaat typeren. Naast een beschrijving van feiten, ga ik in op mijn beleving en geef ik na 50 jaar een reflectie op mijn ervaringen. Het verhaal biedt voor degenen die deze tijd met mij hebben doorgebracht herkenbare herinneringen en voor buitenstaanders een impressie van ons verblijf.

Het primitieve verblijf in Mook


Ik had me aangemeld voor St. Paul in Arcen, maar kwam terecht in Mook. Het was voor mij een teleurstelling dat ik niet naar Sint Paul mocht. Het missiehuis met de grote boerderij en een prachtige landelijke omgeving had indruk op me gemaakt. Zelf kwam ik ook van de boerderij, maar hier was alles veel groter en mooier. Met nog drie dorpsgenoten vertrok ik vanuit Wanroij naar ‘Eldorado’ in Mook. Het was een mooie villa langs de rijksweg, maar kon onmogelijk 70 studenten herbergen. Besloten was dan ook om achter de villa barakken te bouwen waar de studenten konden verblijven. Toen ik kwam waren de bouwvakkers nog druk aan het bouwen en was er nog geen onderdak voor ons. We hebben de bouwvakkers nog geholpen met het sjouwen van betonblokken. Een paar dagen heb ik gelogeerd bij de paters Passionisten, een ander internaat in Mook waar we ook naar school gingen.

Als eerste was er bij Eldorado een barak beschikbaar voor een studiezaal en refter. Om te slapen moesten we ’s avonds ongeveer een kilometer naar het dorp fietsen of wandelen om in het patronaat van het dorp te kunnen slapen. Het was behelpen. Het patronaat stond zo vol met stapelbedden dat je er nauwelijks tussen kon staan. Het ontbrak aan kasten om je kleren op te bergen. Onder de bedden stond het vol met koffers. Vlakbij het patronaat stond de kerk waar we ’s morgens de mis volgden om vervolgens weer terug te fietsen voor het ontbijt.

Na een paar maanden was achter de studiezaal ook de slaapzaal gereed. Het was een grote betonnen ruimte met golfplaten erop. In de winter kon het vreselijk koud worden en in de zomer snikheet. Naast de barakken was een weiland ingericht als sportveld. Als het weer dat enigszins toeliet waren de meeste jongens daar in hun vrije tijd te vinden. Bij slecht weer diende de studiezaal ook als recreatiezaal. Na geruime tijd werd er ook nog een aparte recreatiezaal gebouwd. Een kapel hebben we in Mook nooit gekend. In alle vroegte fietsten we naar de kerk in Molenhoek, een dorp verderop, om de mis bij te wonen. Douchen mochten we iedere zaterdagmiddag bij de Passionisten. In de villa verbleven de paters en de broeders. Ook was daar de keuken gevestigd.

Tijdens de vrije tijd konden we sporten, biljarten en tafeltennissen. We hadden meerdere gezelschapsspelen. Feest was het op een gegeven moment toen we een TV kregen. Ons was tevoren gevraagd bij feestjes en verjaardagen thuis met de pet rond te gaan om geld daarvoor in te zamelen. We maakten in het weekend onder begeleiding van een pater vele en lange boswandelingen. In de bossen rond de Mokerhei vonden we ook nog veel niet ontplofte munitie uit de tweede wereldoorlog. Een enkeling waagde het deze tijdens studietijd te bewerken hetgeen levensgevaarlijke situaties opleverden.

Het verblijf in Mook duurde tot 1963. De laatste winter in Mook was afzien. Het cement tussen de betonblokken van de barakken was hier en daar verdwenen waardoor het in de strenge winter naar binnen sneeuwde en je onder de dekens nog bijna bevroor. In de studiezaal waar een grote kachel stond was het in de buurt van de kachel snikheet en verder weg bij de ramen ijskoud.

Verhuizing naar Venray


Het was vanaf het begin duidelijk dat de primitieve omstandigheden van tijdelijke aard zouden zijn. Er zou nieuwbouw komen. Dit zou in Mook gerealiseerd worden. Door het uitblijven van de nodige vergunningen duurde het echter veel langer dan was voorzien. Gaandeweg werd duidelijk dat niet in Mook, maar in Venray een nieuw internaat gebouwd zou gaan worden. Omdat het internaat in Venray nog niet gereed was bij het begin van het studiejaar reisden we de eerste maanden ’s morgens per bus van Mook naar school in Venray en ’s middags weer terug.

Het nieuwe gebouw vormde een geweldig contrast met het onderkomen in Mook. Het was een mooi en ruim gebouw om te zien aan de rand van Venray. Het gebouw voldeed aan alle wensen, bevatte twee grote slaapzalen, een ruime studiezaal, een recreatiezaal en een eetzaal. Beneden in de kelder was een grote sportzaal en een aantal douchecellen. Verder waren nog een aantal kleinere ruimten. Zo kregen we een aparte televisiezaal, een aparte recreatieruimte voor de oudere studenten en hobbyruimten. Het gebouw beschikte over een grote keuken met alle voorzieningen We hadden een prachtige kapel met een orgel.
Ook om het gebouw was veel ruimte. In tegenstelling tot Mook waar we voortdurend met elkaar op een kluitje zaten en geen enkele privacy kenden, verzopen we in Venray als het ware in het gebouw. Het was gebouwd op de groei, terwijl er door een teruglopend aantal aanmeldingen sprake was van een krimp.

De studie centraal



Van priesterstudenten werd verwacht dat zij eerst het gymnasium afronden voordat ze toegelaten konden worden tot het noviciaat, een bezinningsjaar, en de hogere studies. Daarmee stond de studie altijd centraal. Aangezien Mariannhill onder eigen beheer geen gymnasium in stand kon houden werd aansluiting gezocht bij reeds bestaande opleidingen. Eerst werd deze aansluiting gevonden bij de paters Passionisten in Mook, later bij de paters Franciscanen in Venray. Op beide scholen zaten alleen jongens. Op school zaten naast interne ook externe leerlingen uit de wijde omgeving. In Venray vormden de externe leerlingen zelfs de overgrote meerderheid. Het gymnasium in Mook was beperkt in omvang en was nog niet erkend om zelf examens af te mogen nemen. Naast allerlei klaslokalen die als vaklokaal waren ingericht was er in Venray een uitgebreid sportcomplex met zelfs een zwembad. Het lyceum in Venray dat al vele jaren erkend was, bevatte niet alleen een gymnasium maar ook een HBS. Enkele jongens van ons die moeite met het gymnasium hadden, kozen ervoor om de HBS te volgen.

Als studenten van Mariannhill waren wij op school verspreid over verschillende klassen. We gingen daarom op school met allerlei andere jongens om. De vriendschappen die daar ontstonden bleven beperkt tot de schoolmuren. Bezoek aan feestjes van externe leerlingen waar ook meisjes kwamen werden niet toegestaan. Het was nauwelijks mogelijk met meisjes in contact te komen. De scheiding tussen het internaat en de school was op deze manier heel scherp en versterkte het gevoel buiten de maatschappij te staan.

Het gymnasium was voor mij hoog gegrepen. Allereerst sloot het niveau van mijn lagere school niet aan bij de eisen van het gymnasium. Samen met mijn dorpsgenoten zakten we voor het toelatingsexamen en waren veroordeeld tot het volgen van een voorbereidend jaar. Bij de overgang van Mook naar Venray bleef ik zitten in de tweede klas. Een overgang naar de HBS werd me ontraden omdat ik juist goed was in Grieks en Latijn. Ik heb tenslotte het gymnasium wel met een diploma kunnen afronden.

 

Orde en regelmaat


Het leven in het internaat was strak gereglementeerd en geprogrammeerd. Er waren vaste bedtijden, studietijden, eettijden en recreatietijden. De studie stond centraal. In de eerste jaren werd zelfs voorgeschreven aan welk vak je tijdens een studietijd je aandacht moest besteden. Tijdens de middagstudie ’s zondags moest je een brief naar huis schrijven. ’s Morgens moesten we iedere dag naar de mis en ’s avonds hadden we een gezamenlijk avondgebed. Als regel werd er niet gerookt en geen alcohol gedronken. We mochten alleen in groepsverband wandelen. Dit strakke regime werd over het algemeen als vanzelfsprekend ervaren. Overtredingen werden bestraft. Surveillerende paters waren in principe overal, in de studiezaal, op de slaapzaal, in de eetzaal en in de recreatiezaal. Je werd in principe altijd en overal in de gaten gehouden. Een pater begeleidde de groep bij wandelingen.
Over het algemeen probeerden de paters kameraadschappelijk met de jongens om te gaan. Zij hielpen bij studieproblemen, toonden belangstelling voor de schoolprestaties en stimuleerden activiteiten. Zeker bij de oudere jongens daagden ze discussies uit over allerlei onderwerpen.

Het strakke regime kwam minder streng over door privileges die je kreeg als je ouder werd en uitzonderingen die gemaakt werden bij bijzondere omstandigheden. Oudere jongens mochten zelfstandig zonder surveillant wandelen, echter wel in overleg en in groepsverband. Ook mochten oudere jongens deelnemen aan buitenschoolse activiteiten bij de Franciscanen. Met een groepje hebben we zelfs deelgenomen aan de bridgecompetitie in Venray.

Het belangrijkste privilege dat we kenden was het roken. Als je 15 jaar was mocht je na de avondstudie op woensdag en zondag één sigaret, bij 16 jaar onbeperkt. Als je 17 jaar was mocht je iedere avond roken na de avondstudie. ’s Morgens mocht er nooit gerookt worden tenzij er een bijzondere aanleiding was. Een belangrijke heilige van de dag of de verjaardag van een pater was zo’n aanleiding. Tijdens het ontbijt werd regelmatig volop overlegd over de zwaarte van een aanleiding. Bijeffect van de privileges was dat nagenoeg iedereen gestimuleerd werd om te gaan roken. De senior, een door de jongens gekozen vertegenwoordiger, was daarbij de woordvoerder, c.q. intermediair en onderhandelaar. De senior schoof op het eind van het ontbijt aan bij de tafel van de paters en pleitte op basis van argumenten voor extra roken. In de rol van senior organiseerde je ook bijzondere activiteiten en verving je de surveillant bij afwezigheid. Ik ben zelf een jaar senior geweest.

 

Terugblik


Mijn hele jeugd heb ik doorgebracht bij Mariannhill. Het legt de basis voor het verdere bestaan. Ik heb een goede opleiding gehad waarmee ik een interessante carrière kon opbouwen. Er werd veel aandacht besteed aan een algemene ontwikkeling. Veel tijd aan het latere perspectief als missionaris werd er niet besteed. In het internaat waren alle voorzieningen voor studie, sport en vrije tijd waar je thuis niet over kon beschikken. Er waren altijd andere jongens om je heen waar je een en ander mee kon ondernemen. Ik had er in de loop van jaren vrienden gemaakt. Vooral de eerste jaren had ik het ondanks alle ontberingen, verplichtingen en beperkingen in de regel altijd naar mijn zin gehad. De laatste jaren was mijn motivatie langzaam maar zeker steeds verder weggezakt.

Toch heeft het verblijf in het internaat zeker met de opvattingen van vandaag ook de nodige schaduwkanten. Het is onnatuurlijk om kinderen op 12 jarige leeftijd los te weken van het gezin waarin ze opgegroeid zijn. Terwijl ik nog nooit buitenshuis had geslapen waren we in een klap maanden van huis. Je mist het gezinsleven met de ouders als voorbeelden. De paters fungeerden als voorbeelden in een richting die de meesten niet zijn gevolgd. Het blijft de vraag wat het effect van dat voorbeeld dan is geweest.

Het ontbrak altijd aan meisjes. Je mist daardoor het samenspel met het andere geslacht dat bepalend is voor een harmonische omgang met elkaar binnen een relatie. Het voortdurend leven in een mannenmaatschappij levert gemakkelijk ongewenste en ongezonde ervaringen op. Op die leeftijd misten we meisjes aanvankelijk nog niet zo, maar gaandeweg kregen we toch steeds sterker het gevoel buiten de wereld te staan. Het voortdurend leven in groepsverband en gebrek aan privacy stimuleert het aanpassingsgedrag en maakt het minder gemakkelijk je als persoon te ontwikkelen en te manifesteren. Dit kan een storend effect geven op de verdere loopbaan buiten het internaat.

Na mijn vertrek heb ik het verblijf bij Mariannhill ver achter me gelaten en me in het maatschappelijke leven gestort. Ik heb met niemand meer contact gehad. Ik ben actief betrokken geraakt bij de democratiseringsbeweging en me in de alternatieve hulpverlening bezig gehouden met de hulpverlening aan allerlei randgroepjongeren en sociale acties. Veel randgroepjongeren waren weggelopen uit een internaat, woonden in kraakpanden en waren verslaafd aan drugs. Al snel kwam ik in Twente als docent Maatschappelijk Werk terecht bij de Sociale Academie. Na een studie onderwijskunde heb ik me binnen als onderwijskundige bij hogeschool Saxion jarenlang bezig gehouden met de onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg van uiteenlopende opleidingen en vanuit die rol meerdere nieuwe opleidingen ontwikkeld.

Na een aantal losse relaties heb ik op 35 jarige leeftijd mijn vrouw ontmoet en een gezin gekregen. Nu ik met pensioen ben en de vriendendag heb bijgewoond komen de herinneringen aan de tijd in Mook en Venray steeds meer terug. Ik ben nu ook benieuwd naar hoe het met de anderen, waar ik zoveel jaren dag en nacht mee heb doorgebracht, is gegaan en hoe zij de tijd van toen nu ervaren.
 
Vier seminaristen uit Wanroy. Huize Eldorado in Mook Klein Seminarie Leiding van het seminarie in Mook met enkele studenten. Slaapzaal klein seminarie in Mook Groepsfoto studenten Klein Seminarie te Mook Studenten in de eetzaal (refter) in Mook Studenten Klein Seminarie te Venray Studentenkoor in Venray onder leiding van br. Sjef de Roos JanBouma,JulesvdWerf, GerardWillemse, MartienDuikers, HermenegildPeeters, Wim Frasdonk, KickSmit. Recreatie studenten in Venray Piet Hendriks