Martinus van de Kolk

 

Geboren op 07-06-1911 in Wanroij op een boerderij. Zijn vader was Dot van de Kolk en zijn moeder Miek Cornelissen. Hij had drie broers: Coos (1901 vader van Juul), Toon (1903–1922) en Willem (1905). In 1892 kocht zijn grootvader Knillis de boerderij op Lamperen 12. Een huis, bakhuis, schuur, erf, tuin, boomgaard, hakhout, bouw- en weiland, totaal 10,3 Ha. voor F.5.600. In 1900 werd het tiendrecht voor FL 1.700,- afgekocht van de erven van gepensioneerden met een hoge rang in het leger. In 1908 verkoopt zijn grootvader de boerderij aan zijn zoon Dot voor Ll 6.100,-
Wanroij was toen een dichtgeplakt dorp aan de rand van de Peel waar de mensen nog helemaal voor zichzelf zorgden. Martinus was erg actief in het verenigingsleven. Hij was bij de ruiterij, de fanfare, de toneelclub, hij deed overal aan mee.
Op zijn 25e wilde hij missionaris worden. Zijn neef pater Jos van de Kolk was hem hierin voorgegaan. Zie http://members.home.nl/juul.vd.kolk mijn familie bij de oermenschen.
Maar hij was een ‘late roeping’, had alleen lagere school gehad en landbouwonderwijs van de hoofdonderwijzer. Het seminarie voor latere roepingen was in Kaatsheuvel bij de paters van de Heilige Familie bood hem kort voor de oorlog een springplank naar St. Paul.

Naar Mariannhill op St. Paul


In 1941 werd St. Paul door de SS ontruimd. De fraters kwamen terecht in het kerkje van Lomm en later in het kasteel van Blitterswijk. Bij zijn inkleding koos hij de kloosternaam Marinus. Hij wilde gewoon zijn eigen oude naam Martinus houden. Maar ja, je moest een nieuwe naam kiezen, een nieuw kleed en een nieuw mens worden. Deze slimmigheid tekent hem. Hoe hij het geregeld heeft dat hij Martinus is blijven heten?
De fraters van kasteel Blitterswijk werden in 1944 in Duitsland te werk gesteld. Martinus is zijn werkplek ontvlucht en door de linies geslopen om naar zijn moeder terug te gaan. Hij heeft zijn moeder niet meer gezien. Ze was niet lang tevoren op 12-02-1945 overleden.
Martinus wilde zo snel mogelijk naar St. Paul. Zijn neef Toon Cornelissen had in het verzet gezeten. Hij dacht dat hij Martinus wel over de geblokkeerde Baileybrug in Venlo kon brengen. Daar mocht toen niemand over. Aan de oostelijk kant van de Maas was het niemandsland. De auto werd flink bevoorraad. Oomzegger Theij (toen 15 jaar oud, later Juul geheten) mocht ook mee. Het lukte inderdaad om over de brug te komen. St. Paul was zwaar gehavend door beschietingen.
Frater Gerardus Hovens was al op St. Paul. Hij had een nieuwe priesterstudent Sjraar Vaessen meegenomen. Zij begonnen met opruimen en met de voedselvoorziening in de tuin. Het duurde weken voordat er andere St. Paulers op hun thuisplek binnen druppelden. De bewoners van St. Paul waren evenals andere bewoners van oostelijke Maasoever naar Groningen getransporteerd. Pas geruime tijd na de bevrijding kwamen zij overal vandaan terug naar de oude basis. Dat gold ook voor de Duitse paters en broeders die in het Duitse leger gediend hadden.
Met man en macht werd eraan gewerkt om het schooljaar 45/46 zo spoedig mogelijk te kunnen starten. Martinus ging met zijn klas voor de hogere studies naar Freiburg / Brig in Zwitserland.
Op 25-03-1947 werd deze eerste naoorlogse lichting paters gewijd door Mgr. Lemmens in de kapel van Wellerlooi. Twee van hen (Anselmus en Wenceslaus) gingen studeren in Rome. De andere vier (Martinus, Marcellis Noten, Gerardus Hovens, Vianny Boeren) moesten les gaan geven aan de priesterstudenten van St. Paul.
Op 20 augustus 1951 mocht Martinus samen met pater Benno als missionaris naar Zuid-Afrika. Hij had erg zijn best gedaan om zich in het vak aardrijkskunde en godsdienst te bekwamen en om het goed te doceren. Hij deed veel liever meer ‘praktische’ dingen zoals de boerderij verbouwen of een grot bouwen. Hij bleef een beetje een boer zoals hij geboren was.
De mariagrot nu nog te bewonderen opzij van het huidige klooster is het resultaat van de bouwijver van Martinus in zijn studententijd. De modernisering van de koeienstal heeft hij uitgevoerd naast het les geven.

Naar de missie


De missie van Mariannhill, de droom van Abt Franz, was altijd al zijn grote ideaal. Hij hield niet van vertoon en spektakel, hij relativeerde met de nodige humor. Hij was altijd warm geïnteresseerd in anderen, dacht mee, had tijd, hielp altijd en hij hield contact. Zijn vele uitvoerige brieven naar de achterban gepubliceerd in het Wanoij’s Nieuws getuigen van schrijfkunst en fijnzinnige humor.
Bij aankomst in Zuid-Afrika moest Martinus eerst Engels leren. Een taal leren was voor hem een crime. Daarna werd hij kapelaan in de statie Mhlashne. Vervolgens kwam hij in St. Leonard bij Lourdes terecht. Daarna in Reichenau en in Jericho waar hij lang gediend heeft. In Jericho had iemand de zusters uitgelegd wat een pannenkoek was. Hij vertelde ook dat de moeder van Martinus elke dag pannenkoeken voor hem bakte. De zusters deden het voortaan ook. Martinus was er gelukkig mee.
In 1975 bezochten zijn oudste broer Coos met zijn vrouw Hanneke (de ouders van Juul) hem in Zuid-Afrika. De vrouw van Juul ging mee om hen als ginds rond te rijden.
Martinus stond er om bekend dat hij graag mariagrotten bouwde. Andere missiestaties nodigden hem uit om bij hen op vakantie te komen. Hij kwam en bouwde een mariagrot. Er staan heel wat Mariagrotten in Zuid-Afrika. De ouders en de vrouw van Juul hebben in Zuid-Afrika heel wat grotten bezocht, maar ook veel andere staties waar Martinus zijn sporen had nagelaten.
Zo bezochten ze ook het Krügerpark. Broer Coos had er geen enkel begrip voor dat men die wilde dieren zo maar in de busch rond lieten lopen. Hij had liever gezien dat die gevaarlijke beesten net als in een dierentuin waren opgesloten, zodat je hen tenminste goed kon bekijken. Coos was een echte Wanroijse boer van vroeger. Martinus was missionaris in Zuid-Afrika van 1951 tot zijn dood op 07-11-1978.

Martinus vertelde


(uit het Wanroij’s Nieuws)
Het missiecentrum van zijn geboorteplaats Wanroij had hem een grote partij kleding gestuurd. Het aanbod werd ver overtroffen door de vraag in zijn parochie. De armsten werden eerst bedeeld. De kleding werd voorzien van een zacht prijsje en er werd een markt georganiseerd. Het liep storm. Hij nam drastische maatregelen. Iedereen mocht eerst drie kledingstukken kopen en na twee dagen opnieuw terugkomen, zodat anderen ook de gelegenheid kregen voor zo'n buitenkansje.
Hij dacht daarbij aan de Portiuncula-aflaat. Op Allerzielendag was moeder de H. Kerk ook gul met haar geestelijk goederen. Na enkele schietgebeden moest men de kerk verlaten om voor een volgende serie aflaten in aanmerking te komen. De financiële opbrengst gaf hij aan zijn zwarte buurtpastoor want zijn schoolkinderen kwamen met honger naar school.
In zijn dankbrief aan het missiecentrum mijmert hij over een drama met happy end in textiele aangelegenheden. Hij verhaalt over zijn geliefde tweedehands jasje waarop hij een onooglijk zwart vlekje ontdekte. Het was een zomerjasje, onverbeterlijk van kleur en snit. Een eenknoopsjasje met als bekroning een ‘lokkertje’, een driepuntig wit doekje in de borstzak.
Het vlekje leek een beetje op een naveltje dat te voorschijn treedt bij een bikini. Dat is textiel voor dames, legt hij geduldig uit, maar dan tweedelig. ‘Het vlekje op mijn jasje was niet zo gemakkelijk te verwijderen als het bijgeleverde lefdoekje. Ik zat er lelijk mee in de put, of liever gezegd, in zak en as. Bij nadere beschouwing bleek dat kleine gaatje erin gebrand. Omdat ik de lelijke gewoonte heb om een pijp te roken was de vermoedelijke dader spoedig gevonden. Daarmee was het gaatje niet gestopt.’
‘Ik stelde me gerust met de gedachte dat er grotere rampen op de wereld gebeuren’, schrijft hij. Zo kregen we in onze schooljaren eens bezoek van de inspecteur. Voor zijn vertrek schreef hij op het bord de vermaning. ‘Speel niet met vuur. Denk aan de brand van Londen’. Nauwelijks was hij vertrokken schreef een medescholier er onder. ‘Spuw niet, denk aan de zondvloed’. De brand van Londen heb ik niet meegemaakt, evenmin de zondvloed, maar hun afmetingen overtroffen met zekerheid het gaatje in mijn jas.
Ik pijnigde mijn hersens om dit schoonheidsvlekje te herstellen. Ik ging pedagogisch te werk door eerst mezelf te straffen. Geen pijp die dag. Nadenken zonder te roken werkt bij mij onproductief. Een sigaret opgestoken en jawel de zoete inval kwam. Bij nader onderzoek leek het brandgaatje precies op de hoogte van de knoop te zitten. Na passen en meten bleek dat de knoop precies op het brandgaatje verzet kon worden. De operatie heb ik meteen tot volle tevredenheid uitgevoerd. Mijn tip is: ‘Raak niet in paniek. Probeer de ramp te overzien, er is wellicht een mouw aan te passen of zoals in mijn geval een knoop voor te verzetten’

Juul van de Kolk
 
Vertrek naar Zuid-Afrika Mariagrot op St Paul gebouwd door Martinus van de Kolk Graf van pater Martinus van de Kolk in Mariannhill Zuid-Afrika